Bijdragen van Tom Mulder
Geheugen van de Amsterdamse tram

<< terug naar index Tramcolumns

volgende column >>

Tramcolumn 121

Share |

TRAMGELUIDEN (080811)
door en met foto's van Tom Mulder -
tommulder@amsterdamsetrams.nl

Je kunt het je bijna niet meer voorstellen, maar door het afscheid van het twee-assig materieel, meer dan 40 jaar geleden, is er heel veel veranderd in het geluidskarakter van het schilderachtige Amsterdam. Want waar hoor je nog bijwagenfluiten, conducteurbelletjes, mondfluiten en motorwagenbellen?

This text will be replaced by the flash music player.
Tramgeluid van een twee-asser in de vijftiger jaren op de Munt

Wat echt typerend was voor Amsterdam waren de bijwagenfluiten. Deze bijwagenfluiten waren opvallend door hun karakter. Als je over straat liep, hoorde je altijd wel ergens een bijwagenfluit of een trapbel. Bij vertrek werd een keer gefloten. Als de trams moesten stoppen, werd door de conducteur twee maal gefloten. Soms ook met een klein ‘wedstrijd’- fluitje in plaats van de bijwagenfluit. Wat we ook niet mogen vergeten, zijn de zingende trammotoren, die bij iedere motorwagen verschillend waren.

Je hoorde deze typische Amsterdamse tramgeluiden natuurlijk niet op één plaats maar overal waar trams reden. Je staat er nooit bij stil maar er is dus ontzettend veel veranderd in het geluidskarakter van Amsterdam. Dat geldt trouwens ook voor de trams in Rotterdam en Den Haag, die ook allemaal hun eigen karakteristieke geluiden hadden. En hoe meer trams hoe meer geluiden. Elke tramserie had zijn eigen typische geluiden. In veel tramtypes verschilden de wagens onderling veel meer dan de wagens in andere series. Het CS spande de kroon als de plaats voor verschillende geluiden door de steeds maar weer vertrekkende trams.

Ongetwijfeld gevolgd door drukke kruisingen en drukke haltes met veel lijnen. Natuurlijk zijn er tegenwoordig de Combinocomputergeluiden, maar die zijn niet te vergelijken met de oude, echte, handmatige tramgeluiden. Tegenwoordig zijn er hele generaties, die de oertramgeluiden nooit persoonlijk hebben meegemaakt. Dus daar gaan we met Les Nummer 1 van het hoofdstuk Tramgeluiden. Laten we eens beginnen met de blauwe motorwagens, die natuurlijk allemaal uit één fabriek, Werkspoor, kwamen. De blauwe wagens waren eigenlijk onderverdeeld ook motorisch.

De 396-415 en de 436-445 waren het meest gelijk gevolgd door de 416-435 waarvan de motoren zwakker waren en die een zingender geluid produceerden. De ‘hoge’ blauwen, oorspronkelijk gebouwd door Beijnes, waren weer totaal verschillend, waarbij de echt hoge nummers er helemaal uitsprongen. Het opvallendste geluid van de elektromotoren kwam natuurlijk als de trams remden. Dus daardoor leek het of er veel tramgeluiden werden geproduceerd door de lijnen 3 en 10.

De Utrechtenaren van lijn 5 produceerden ook hun eigen zingende typische Utrechtenaargeluiden. Hun motoren waren afkomstig van de gesloopte 476-490. Dus echte tramfans konden in de toptijden van de twee-assers met hun ogen dicht raden met welk tramtype zou worden gereden. Hier volgt nu een grote teleurstelling. Natuurlijk maakten ook de motoren van de drie-assers typische opvallende drie-assergeluiden.


Foto: Henk Graalman

Ik kan me echter niet herinneren of bijvoorbeeld de 512 verschilde van de 513 of de 550! Hetzelfde gold voor de gelede wagens. Ze maakten een prachtig (rem)geluid maar of ze onderling anders waren, staat me helaas niet meer bij. Dus die geluiden waren niet echt onderling opvallend. Je zou bijna kunnen besluiten met de volgende kreet, omdat die vaak van toepassing was ‘hoe ouder de tram, hoe mooier de geluiden’.

Eventuele fouten voorbehouden (red.)

 
<< terug naar index Tramcolumns

volgende column >>

omhoog

laat een berichtje achter

 

Bezoekersteller

eXTReMe Tracker