Aanvulling op:.
"Nieuwbouw, modernisering en capaciteitsuitbreiding van
Amsterdamse tramwagens: nooit uitgevoerde en (on)voltooide
verbouwingsplannen, originele bedrijfstekeningen : Gemeentetram
Amsterdam (1900-1943), Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam (vanaf
1943)"
Auteur C. van
Mechelen
gepubliceerd 1999
ISBN 9090127151, 9789090127156
Lengte 108 pagina's
De heer van Mechelen heeft in zijn
boek over de verbouwingen een brief van mij geplaatst, die ik hem
geschreven had na het lezen van de concepten voor een paar
hoofdstukken van dat boek. Hij had die teksten gestuurd met het
verzoek om commentaar.
In het definitieve boek ontbreekt echter een stukje uit mijn brief,
dat ik u toch niet wil onthouden
De tekeningen L25 VII, L25 VIII en L25 IX zijn te vinden in een boek
met spiraalband, gedateerd juni 1954, waarin alle gegevens van de
toen aanwezige trams zijn verzameld. Van dit boek zijn enkele
exemplaren gemaakt, naar mij verteld is ten behoeve van de leden van
de commissie Nieuwenhuis. De teksten zijn op de schrijfmachine
gemaakt, gedeeltelijk met behulp van doorslagen met carbonpapier of
met behulp van een vloeistofduplicator. Een voorbeeld van zo’n tekst
is te vinden op blz. 34 van het boek van Jan van Huijksloot over de
drieassers. De tekeningen zijn gelichtdrukt. De tekeningen zijn
gekopieerd van oudere calques (dat kon toen al) en aangepast. Dit
blijkt bijvoorbeeld uit het plaatsen van het bladzijdenummer op de
calque. Ook is te zien dat de datering en het paraaf van de maker op
de tekeningen L25 VII en L25 IX gelijk zijn. Tekening L25 VIII staat
niet in het boek. Op die tekening zijn de achterdeuren aangepast
zoals op tekening L25 IX, maar de cabine is nog niet gewijzigd.
Het is kennelijk haastwerk geweest of
de tekenaar was niet gemotiveerd. Voor het doel was het voldoende.
Voor de verlenging van de blauwe wagens zijn heel andere tekeningen
gemaakt op groot formaat. Hierop waren alle wijzigingen aangegeven.
Ik heb zelf een kopie van een van de kleine tekeningen nog eens
gebruikt om met rode viltstift de aanpassing tot slijpwagen aan te
geven. Dat schetsje is gebruikt bij de ombouw van de H54, maar het
is niet bewaard gebleven. Bij die ombouw is veel van de oude
wagenbak blijven bestaan. De draaistellen zijn wel in detail
getekend. Bij de H55, die bij een carrosseriebedrijf in Coevorden is
omgebouwd, is de H54 als voorbeeld gebruikt, maar hier is de gehele
opbouw nieuw gemaakt, ook zonder tekeningen.
In de Tollensstraat werden tekeningen volgens een bepaald systeem
van nummers voorzien. Alle werktekeningen voor de trams hadden de
letter T met een volgnummer. Letter W werd gebruikt voor tekeningen
van gereedschap en werktuigen. Er werden ook wel andere letters
gebruikt, o.a. voor tekeningen voor de afdeling Automobielen en voor
gereedschap van de Technische Buitendienst.
Na de komst van de drieassers werd de letter D ingevoerd. Er kwamen
toen veel tekeningen van Werkspoor in het archief en die werden
omgenummerd volgens het GVB systeem. De tekeningen van de eerste
gelede wagens kregen de letter G. De volgende series werden
aangeduid met GH, GL en daarna 4G enz. In Op de Rails is meer
informatie te vinden over de tekeningen van de gelede wagens.
Van de tweeassers bestonden in het begin weinig tekeningen. Wel
werden door het bedrijf tekeningen gemaakt van wijzigingen. In de
jaren ’30 werden de plantekeningen, waarop het complete rijtuig was
afgebeeld, voorzien van een nummer dat met 91 begon. Voor onderdelen
werden andere nummerreeksen gebruikt.
Soms werden Romeinse cijfers achter een tekeningnummer gezet om
varianten van een tekening aan te geven.
Later werd gewerkt met letters om gewijzigde tekeningen te
onderscheiden van oudere versies. Het origineel had geen letter. Na
de eerste wijziging kwam de letter A achter het tekeningnummer te
staan, daarna de B en zo verder. Er waren lijsten waarop te zien
welke letter de laatste/juiste was.
In het plakboek uit 1954 vinden we tekeningen met een nummer in de
T91 serie. Dit zijn verkleinde versies van het originele algemeen
plan. Hoe dat is gedaan is mij niet bekend. Het trambedrijf heeft
dat zeker niet zelf gedaan en de tekeningen zijn ook niet
overgetekend, dus waarschijnlijk was er een bedrijf dat dit werk
voor het GVB kon uitvoeren.
De kleine tekeningen in de L serie zijn voor een deel al voor de
oorlog gemaakt, waarschijnlijk voor een materieelalbum. Van Mechelen
heeft in zijn boek zowel verkleinde T91 tekeningen opgenomen als
schetsen uit de L-serie. Voor zover nodig zijn van de originele
calques kopieën gemaakt waarop de wijzigingen zijn aangebracht.
De tekeningen in het plakboek van de Utrechtenaren (inclusief de
312) en van de 393 zijn waarschijnlijk speciaal gemaakt.
Tekeningen uit de L-serie zijn nooit gebruikt als werktekening.
Voor degenen die ooit onderzoek willen doen in het tekeningenarchief
van het GVB is het van belang om te weten dat tekeningennummers die
met T90 of T95 beginnen speciale aandacht vragen.
Het nummer T95 werd gebruikt voor proeven. Zodra besloten was dat de
proef geslaagd was, werd de gewonen tekening aangepast en kwam het
T95 nummer te vervallen. Het nummer T90 werd gebruikt voor situaties
die gingen vervallen nadat een wijziging volledig was uitgevoerd.
Zodra de wijziging compleet was doorgevoerd verviel de tekening met
nummer T90.
Ook voor drieassers en gelede wagens werden voor proeven en
uitstervende constructies de series T90 en T95 gebruikt.
Hans de Haan - 2
december 2013
hansdehaan@amsterdamsetrams.nl
|